zaterdag 3 februari 2018


In de echt

Voor het doornemen van de huwelijksceremonie hebben mijn verloofde en ik een afspraak in de Wim T. Schipperszaal van het stadhuis. Bij de vriendelijke trouwambtenaar informeer ik onder meer naar de mogelijkheden met betrekking tot de officiële tekst. Zo vaak ben ik niet getrouwd en dan vergeet je dat soort dingen. Hij legt uit dat het uitspreken ervan in principe niet is  voorbehouden aan de ambtenaar. Zolang de zinnen maar hebben geklonken, is er voldaan aan de wet. Enkele dagen later zit Wim T. bij mij thuis aan tafel en spreekt hij de meegekregen tekst in op een cassetterecorder. Hij krijgt er een bedankfles voor.
En très petit comité (schoonouders, zoon, enkele zussen, schoonzus en zwager) wandelen wij op schoenen van Jan Jansen en op z’n zondags gekleed naar het stadhuis. Mijn bruid draagt een stemmig colbertjurkje, een kanten kousenband om haar netkousen en een met felgekleurde veren afgezet elegant hoedje. In haar handen een witte vaas met rode tulpen. Alsof de bruidegom deze voor het van huis gaan nog snel even van tafel heeft gegrist. De in rokkostuum gestoken trouwambtenaar helpt ons met het afknippen van de tulpen die wij als corsages opspelden bij de familieleden. Na enkele verwelkomende woorden van zijn kant start hij de geluidsapparatuur, waarna de stem van Ernie (ghi-ghi-ghi) door de zaal klinkt. De genodigden zijn compleet in verwarring en horen hun Sesamstraatvriendje de integrale huwelijkstekst opzeggen. Dan is het tijd voor het moment suprême. Als de ambtenaar naar de ringen vraagt, zeg ik dat die in de bruidstaart verwerkt zijn, maar dat de bezorger van Huize van Wely vast staat in het verkeer. Waarop ik voorstel dan maar ter plekke een taart te bakken. De ambtenaar heeft geen bezwaar. Ik doe hem een geruit keukenschortje voor. Uit een plastic tasje haal ik een bakvorm-met-deksel tevoorschijn. Of de gelegenheidsbakker zo vriendelijk wil zijn wat ingrediënten in de vorm te doen. Vindt hij geen probleem. En zo staat hij even later – overduidelijk onbekend met het fenomeen weigerambtenaar – meel, suiker, boter en een ei door elkaar te mengen. Van een papieren servetje maak ik een prop, houd er een brandende lucifer bij en gooi het bij het beslagmengsel. Een forse steekvlam stijgt op uit de pan. Geschrokken springt mijn keukenhulp achteruit, de aanwezigen roepen Aaah! en Oooh! Snel doe ik het deksel op de bakvorm. Tijd om het bakproces af te wachten hebben wij niet. Daarom prevel ik wat magische woorden en maak er bezwerende gebaren bij. Ik verzoek de bruid het deksel op te tillen. Het beslagmengsel blijkt ineens verdwenen. In plaats daarvan ligt er een zwart juweliersdoosje op de bodem. Aan mijn bijna-echtgenote de eer dit te openen. Tot mijn grote schrik en verbazing blijkt het leeg. Hoe kan dit? Waar zijn die ringen? Het zweet breekt mij uit. Zeker weten dat ik ze er vooraf heb ingestopt. Ik voel een lokale verslapping intreden, en dat op mijn huwelijksdag. Vertwijfeld kijk ik om mij heen. ‘Is dit soms wat u zoekt?’ vraagt de bakker van dienst terwijl hij lachend twee ringen uit zijn broekzak haalt. Als hij mijn ogen groter en groter ziet worden zegt hij tegen de genodigden: ‘Wie een geintje wil uithalen met de trouwambtenaar heeft pech.’ En dan wordt er alsnog, zowel door de bruid als door de bruidegom, geknikt en ‘Ja’ gezegd.
Nu - precies twintig jaar later - is het mij nog altijd een raadsel wanneer en hoe hij dat geflikt heeft. Bijdehante geinponem!
(c) Frans Lasès                        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten