zondag 23 april 2017


Wereldboek

Een boek met bijdragen over alles wat maar enigszins aan het boek gerelateerd is. Inhoud, vorm, leesgewoonte, papier, inkt, roept u maar! Een boek over boeken, dat is het idee. Samen met Martin Veltman leg ik het voor aan de organisatoren van Amsterdam Wereldboekenstad 2008-2009. Onmiddellijk omarmen zij het project dat wij de naam Boekwerk in uitvoering geven. Ik mag de eindredactie doen. Auteurs, publicisten en wetenschappers worden gekoppeld aan illustratoren, fotografen en vormgevers. Zo vragen we gevreesd schrijver/dichter/criticus Gerrit Komrij of hij vanuit de Portugese Serra da Estrela het literaire landschap van ‘Absurdistan’ zou willen bezien. Na enig aandringen van onze kant zegt hij toe. Het levert een waardevol - door Toni Mulder z.g. vormgegeven - katern op. Tezamen met alle andere bijdragen wordt het gebundeld en in een 3,8 kg! wegende draagmap gestoken. Presentexemplaren dienen op zekere dag door de medewerkers zelf te worden opgehaald. Lastig voor Gerrit. Maar omdat ik toch al van plan ben in de zomer Lissabon en Coimbra te bezoeken, werp ik mij op als bezorger.
Het is niet overdreven het landhuis in Vila Pouca da Beira een klein paleis te noemen. ‘Niet gek hè, voor een volksjongen,’ zegt echtgenoot Charles als ik mijn verwondering uit. Op zijn beurt raakt de schrijver niet uitgekeken in wat Het Wereldboek is gaan heten. Zowel over de vormgeving van zijn eigen bijdrage als over de bundel-als-geheel is hij ongekend complimenteus. Terwijl mijn jonge dochter een duik in het zwembad neemt, krijgen mijn vrouw en ik een rondleiding door het huis, bibliotheek zou een passender benaming zijn. Waar ik kijk, zie ik wanden met boeken. Een collectie zó omvangrijk en zó bijzonder, het is ongekend. Alsof de verzamelaar er naar streeft die van Coimbra te overtreffen. Er worden ons tal van antieke exemplaren en bibliofiele uitgaven getoond. Alle gerangschikt op onderwerp, taal of periode. Ik kan mijn ogen niet geloven. Komrij geeft tekst en uitleg. Als hij laden met prenten opentrekt, valt mijn oog meteen op een zeefdruk van Jan Wolkers, een zelfde kregen wij ooit van de maker cadeau. De schrijver laat ons binnen in zijn werkkamer met het imposante bureau. Vanaf het balkon hebben we uitzicht op het Arcadië zoals de paleistuin genoemd kan worden. Het is heet die augustusmiddag. De gastheer vindt het hoog tijd voor een witte feestwijn. We zitten in het door water omringde prieel en zien de fles geleidelijk leger raken. Als de sfeer losser wordt, bekent de schrijver tevoren bang te zijn geweest een oubollige gast uit Nederland te moeten verwelkomen. Bij het googelen was hij gestuit op de informatie dat mijn televisieleven ooit begon met een opdracht voor het programma Zwerven met Swiebertje. Hierop proosten wij opnieuw en vergeten daarbij niet het goede leven in Portugal te memoreren. De vraag rijst of hij, mocht hem iets overkomen, toch niet liever in Nederland zou zijn. ‘Welnee, de ziekenhuizen in Portugal zijn uitstekend. Het maakt echt niet uit of je hier of daar wordt geholpen.’ We praten over Portugese schrijvers en dichters, over fadomuziek, over de kinderpoëziebundel. Ook de Postkoets van de Selvera’s komt voorbij. Bij het uitzwaaien zijn we het er over eens dat het niet bij deze ontmoeting zal blijven. ‘Laten we het zien als het begin van een vriendschap,’ zegt de gastheer als we door de poort naar buiten rijden.
We hebben nog een paar keer gemaild, maar bij dat vrolijke begin is het gebleven. Zomer 2012 kwam het bericht van zijn overlijden in het Amsterdamse Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
(c) Frans Lasès   

zondag 2 april 2017


Pik es Piko!

Een twintigjarige kan wel wat zakgeld gebruiken. Als ontwerper-in-opleiding nam ik regelmatig kleine opdrachten aan. Zo adviseerde ik middenstanders hoe zij door reclame-uitingen hun naamsbekendheid – en daarmee de omzet – een duwtje konden geven. Tot mijn vaste klanten behoorde een banketbakkerij, gespecialiseerd in het hazelnootgebak Piko. Men voerde de slogan Pik es Piko! Tegenwoordig zou het weer gewoon Pik eens Piko! zijn, maar eind jaren ‘60 was dat ‘es’ reuze modern. Ik ontwierp gebaksdozen, strooifolders en advertenties. Voor een door mij in te richten najaars etalage wilde ik het eens internationaal aanpakken. Dat viel goed te combineren met een geplande autoreis naar Marokko. Het plan was om in die exotische omgeving een Piko-foto te maken en deze bij terugkomst op posterformaat te laten uitvergroten. Voortijdig inburgeren doe je met Piko leek mij een passend adagium. Met slagroom gegarneerd hazelnootgebak is kwetsbaar en aan bederf onderhevig. Een niet van echt te onderscheiden etalage-uitvoering was dus gewenst. De taart zelf maakte ik van piepschuim, rondom beplakt met hazelnoot crunch. De garnering  kwam uit een spuitzak met gips. Liggend op het papieren kleedje in de gebaksdoos zag het er zeer overtuigend uit. Met de Piko taart tussen mijn andere bagage in de kofferbak reed ik in vijf dagen naar Marokko.
Na lang zoeken diende zich een geschikte locatie aan: een onoverdekte soek niet ver van Marrakesh. Kooplieden met uitgestalde waren, gesluierde vrouwen, bebaarde mannen in djellaba, traditionele waterdragers. Als bonus een tweetal dromedarissen en een moskee in de achtergrond. Het gedroomde decor voor de publiciteitsfoto. Nadat ik mijn mini Honda aan de rand van de soek had geparkeerd, werd ik verwelkomd door een groepje jongetjes. Ze verdrongen zich rond die langharige aliën die ik was, en vergaapten zich aan mijn rode autootje. ‘Kroeief?’ vroeg een van hen toen hij de NL-sticker zag. ‘Nee’, antwoordde ik, ‘Lasès’. Het jochie keek mij niet-begrijpend aan. Of ik snoep bij me had, wilden de anderen weten. Ik vertelde in het Frans dat ik een foto wilde maken van een overheerlijke taart die ik bij me had. En of ze het leuk zouden vinden ermee te poseren. Daar waren ze wel voor in. Ik pakte de doos met de taart uit de auto en zette hem zolang op de motorkap. Maar terwijl ik mijn camera en statief uit de kofferbak haalde, zag ik de kinderen plotseling de benen nemen. Tot mijn ontsteltenis moest ik constateren: met medeneming van de taart. Daar ging mijn droomfoto. Gelukkig had ik de tegenwoordigheid van geest om nog snel een foto te maken van de wegrennende rotjochies. Zij pikten Piko! zou ik later bij de uitvergroting zetten, want de taart was er helaas niet op te zien. Ik troostte mij met de gedachte dat die hun wel eens zwaar op de maag kon zijn gevallen.
(c) Frans Lasès