zondag 12 juni 2016


Zo leer je tekenen

Als zesdeklasser van de lagere school was ik heilig van plan een alom gerespecteerd man te worden. Mijn heeroom Jo, die als missionaris heidenen bekeerde in Brazilië, diende hierbij als voorbeeld. Ik zou priester worden en de eer van de familie hoog houden. Terwijl andere jongens op straat voetbalden, trainde ik mijzelf in godvruchtigheid. Mijn slaapkamer - die ik deelde met mijn oudere broers, en waarin je na koude winternachten getrakteerd werd op een ijsbloemenhulde tegen de ruiten, zo’n kamer dus - bouwde ik regelmatig om tot huiskapel. Daar legde ik de kiem voor mijn gedroomd priesterschap. Omringd door kerkelijke parafernalia droeg ik er op woensdagmiddagen in toog en kazuifel de mis op. Een door mijn vader met zijn mooiste duif gewonnen prijsbeker diende hierbij als ciborie. King pepermuntjes waren de hosties. Zo nu en dan wist ik een zusje over te halen mijn misdienaar te zijn. De stap naar het kleinseminarie was niet meer zo groot.
En zo zat ik – twaalf jaar oud en in korte broek gestoken - in de gym-nasiumbanken van MSC Missiehuis Driehuis. Ondanks mijn klerikale training viel het kloosterleven mij niet licht. Elke ochtend om zeven uur wierp ik mij op de knieën in de kapel, om twaalf uur bad ik er het angelus, om vijf uur het rozenhoedje. De rest van de dag studeerde ik, tijdens de reguliere lesuren, maar ook aansluitend en na het avondeten. Als de bel ging, mocht ik recreëren. Haastten mijn klasgenoten zich als door Pavlov aangestuurd naar de biljart- of tafeltennistafel, dan pakte ik mijn tekendoos. Tekenen deed ik het liefst. Bovendien was ik graag op mijzelf, alles samendoen gaat snel vervelen. Ik tekende stillevens, Amsterdamse grachtenhuizen en wilde zwijnen in het bos. Ook Jezus heb ik dikwijls aan het kruis getekend. Maar aan blote meiden waagde ik mij niet. Men zou mij zien aankomen, op een seminarie! Raffinement was geboden.
Het liep tegen mijn verjaardag. Bovenaan het verlanglijstje zette ik een informatief Prisma-pocketboekje over het tekenen van het naakte vrouwelijk lichaam. Ik vermeldde er bij dat de paters er geen bezwaar tegen hadden, dat zou mijn ouders over de kuisheidsstreep trekken.
En inderdaad, helemaal onder in het verjaardagpakket vond ik het: Zo leer je tekenen, door Tjomme de Vries. In kleinere letters: Met tal van voorbeelden. Wat een sensatie! Alleen moest het nog wel door de controle. Alle boeken die je als AMSC’er (Aspirant Missionair du Sacre Coeur) wilde lezen, werden eerst door pater rector gekeurd. Bij geachte geschiktheid zette hij er een stempel in: Exlibris. Over het algemeen ging dat stempelen probleemloos, maar met dit boekje wist ik het niet zeker. Na een paar dagen trok ik de stoute schoenen aan en stapte naar de rector. Nadat hij het van voor tot achter aandachtig had bekeken, zei hij: ‘Nou Frans, als jij dit boekje uitsluitend gebruikt waarvoor het bedoeld is, zet ik er met plezier een stempel in. En,’ zo voegde hij eraan toe, ‘houd me op de hoogte van je vorderingen.’
Ik heb er wel eens iets uit getekend, allicht, maar meestal lag het onder mijn kussen. En als iemand mij ermee betrapte, kon ik heel gemakkelijk de legaliteit ervan aantonen.
Na anderhalf jaar hield ik het seminarie - en daarmee het celibaat - voor gezien. De kapel doet inmiddels al decennialang dienst als sportzaal voor revaliderende mariniers.
(c) Frans Lasès


Geen opmerkingen:

Een reactie posten