zondag 31 januari 2016


Hoed

Het is laat in de avond als ik het restaurantje verlaat. Regen en storm krijg ik voor de kiezen, heviger nog dan op de heenweg. Met geen enkel weertype heb ik moeite, maar regen verafschuw ik. Helemaal als ik er fietsend doorheen moet, zoals nu. Ik ben geen mutsenman. Fietsen met een capuchon op vind ik te gevaarlijk, met een paraplu te onhandig. Dus draag ik voor de gelegenheid een hoed. Een zwarte Mayser (Hutmacher seit 1800). Vlaggen staan loeistrak precies mijn kant op, en de ijskoude regen striemt in mijn gezicht. Eén hand houd ik aan het stuur, de andere aan mijn hoed. De brug over de Amstel is genadeloos. Ik lever een gevecht dat ik met al mijn kracht win. Het hoofd houd ik laag, opdat die rotwind – ik vertrouw hem voor geen cent - geen vat kan krijgen op mijn hoed. Tot ik die in de Wibautstraat bij het inhalen van een andere fietser een ogenblik moet loslaten om beide handen aan het stuur te hebben. Precies op dat ene momentje heeft die gluiperd van een wind overduidelijk gewacht. Hij ziet zijn kans schoon en trekt mijn hoed met een flinke ruk van mijn hoofd, om hem even verderop als afgedankt neer te smijten. Ik spring van mijn fiets en haast mij richting hoofddeksel. Maar kennelijk ben ik nog niet genoeg geplaagd, want bij  elke stap die ik zet, schuift de sadist mijn hoed verder richting goot. Als in een oubollig clownsnummer grijp ik steeds mis. Even lijk ik hem bijna te hebben, maar dan wordt hij weer verder geblazen, de rijbaan op. Een Mayser is natuurlijk een knappe hoed, maar ook niet meer dan een hoed. Die ga je niet met gevaar voor eigen leven achterna rennen. En al helemaal niet in de drukke Wibautstraat, een van de snelwegen die Amsterdam rijk is. Wachtend op het fietspad moet ik met lede ogen toezien hoe mijn hoed speelbal van de wind is geworden. Steeds verder schuift hij op naar het midden van de rijbaan. Een taxi komt in volle vaart op hem af. Ik bid dat mijn weerloze Mayser het er goed van zal afbrengen. En verdomd! Hij heeft het overleefd. Maar dan komt er een tweede auto. Ook die racet precies over hem heen zonder hem te raken. Nog altijd durf ik de rijbaan niet op te rennen, er is alweer een volgende auto in aantocht. Als die voorbij is, zie ik tot mijn grote vreugde dat het wederom goed is afgelopen. Nu waag ik het erop. Ik sprint naar het midden van de weg en gris mijn hoed van het asfalt. Hij blijkt wonderwel in ongeschonden staat te verkeren. Tot driemaal toe werd hij tussen de wielen genomen, niet één keer eronder. Hij werd gespaard door automobilisten. Zijn het mannen? Van hen zou je eerder verwachten dat zij doelbewust op hem zouden inrijden. Zoals zij ook de neiging hebben op de nepvlieg in een porseleinen urinoir te mikken. Of waren het vrouwen? Hadden zij mij zien staan en dachten zij wellicht dat ik – anders dan Oliver Sacks bedoelde - de man was die zijn hoed voor een vrouw hield? Dat zij dáárom mijn hoofddeksel zo behoedzaam benaderden. Ik zal het nooit weten. Maar verkeersgoden wáren het, mijn Mayser gunstig gezind. Chapeau!  
(c) Frans Lasès 

zondag 24 januari 2016


Rocco

Zij wonen in de straat hierachter, en staan bij ons bekend als de achternichtjes. Vanaf hun zestiende kennen zij elkaar en zijn inmiddels zo’n achtendertig jaar samen. R, lang en tenger, grondsteward op Schiphol met VIP-begeleiding als voornaamste functie. F, fors en gespierd, straatmaker/vuilnisman en tegenwoordig als bouwvakker werkzaam aan de Amsterdamse Noord-Zuidlijn. In die hoedanigheid is de laatste - samen met collega’s - diep onder de grond gaten aan het boren in de tunnelwand. Tijdens een korte stop hoort hij een zacht geritsel. Hoog boven zijn hoofd, op een elektriciteitskabel, zit een grasgroene parkiet. Hoe dat vogeltje in de dieronvriendelijke ruimte is terechtgekomen, daarvan heeft F geen idee. Met grote armgebaren probeert hij het beestje te laten wegvliegen. Het leidt slechts tot wild gefladder dat de aandacht van zijn collega’s trekt. Ook zij beginnen te zwaaien en te fluiten. Als iemand met een lange stok komt aanlopen, roept F: ‘Weg met dat ding! Wil je ‘m bezeren of zo!’ Hierop plaatst de voorman – een vierkante kerel met getatoeëerde armen - een ladder tegen de muur. F klimt naar boven, brengt zijn handen langzaam naar elkaar toe en is klaar om het beestje te vangen. Maar tot zijn schrik vliegt het op, en tot zijn verbazing landt het na enig fladderen op zijn schouder. Behoedzaam klimt F omlaag. De collega’s verbazen zich erover dat de parkiet zo rustig blijft zitten. Ze verdringen zich om het beestje van dichtbij te bekijken. ‘Die neem ik straks mee naar huis,’ zegt F . ‘We hebben nog een mooi antiek vogelkooitje.’ En dan plotseling: ‘Hee! Niet in mijn oor bijten, Tweetie!’ ‘Als je hem hier nou es in doet,’ zegt de voorman die een lege doos heeft gepakt. F brengt zijn uitgestoken wijsvinger tot vlak bij het beestje. ‘Kom maar Tweetie, je mag straks uit logeren.’ Waarna de vogel zowaar op de vinger springt. Nadat F de parkiet in de doos heeft gezet, doet de voorman snel het deksel erop. ‘Neem voor rest van de middag maar vrij,’ zegt de man, ‘dan kun je hem verzorgen. ’t Is hier veel te koud voor hem.’
‘Ik vind Tweetie geen originele naam,’ zegt R die avond. ‘Laten we hem Rocco noemen, naar de zoon van Madonna.’ Hij haalt zijn barbiepop-in-haute-couture uit het vogelkooitje. ‘Sorry meid, je moet wijken voor Rocco.’ En dan zet hij de parkiet in het kooitje. Glimlachend kijken F en R elkaar aan. Ze voelen zich een soort van gelukkig. Een huisdier hebben zij nooit gemist, maar nu Rocco er is, willen zij hem niet meer kwijt. Elke avond na het eten mag hij uit zijn kooitje. Dat hij dan op de bank en de salontafel poept, vinden zijn baasjes geen enkel probleem. Die genieten er telkens weer van hoe hij de geboden vrijheid pakt. Hoe hij, zodra zij het deurtje openzetten, onmiddellijk naar buiten vliegt en door de kamer cirkelt. Prachtig! Tot die ene keer dat hij in volle vaart tegen de muur knalt en als een dode Rocco op de parketvloer ploft.
(c) Frans Lasès

zondag 17 januari 2016


Euro topdesign

Had ik mij nog zó voorgenomen mij in dit jaar minder te ergeren, wordt het mij meteen al knap lastig gemaakt. Zo snel? Ja, zo snel al. Wat is er aan de hand? Beun de H. – die kennen we van blog #17 Nationale Schaamte en Verdriet - is inmiddels verder opgerukt in mijn buurt. Bij nacht en ontij waart hij rond. Deze keer is de tijdelijke EU-voorzitter het slachtoffer. Berichtte ik eerder over de H.’s criminele activiteiten als geveltypograaf, onlangs heeft hij de wijde omgeving van het Amsterdamse Kattenburgereiland onveilig gemaakt. Ben ik even voor een korte eindejaarvakantie de stad uit, blijkt hij ondertussen genadeloos te hebben toegeslagen. De mij voorlopig bekende plaatsen delict: de zuidelijke ventilatietoren van de IJ-tunnel, het ronde brugwachtershuisje tegenover het Scheepvaartmuseum en het kantoorgebouw van Stadsregio Amsterdam aan de Jodenbreestraat. Hij terroriseert ons met wanstaltige typografie die de naam niet verdient, op formaten waar je niet omheen kunt. Ook vlaggen en vanen worden niet gespaard. Ik schaam me voor wat mijn ogen moeten zien.  Blauw/witte tekststroken op een oranjebruine ondergrond, lukraak afgebroken woorden, door en over elkaar heen geplaatst, zich niets aantrekkend van teksten die erdoor in de verdrukking komen. Alsof hij een handje losse stroken heeft opgeworpen en het resultaat door het toeval heeft laten bepalen. Mocht die Babylonische tekstbehandeling symbolisch zijn voor de te voeren gesprekken, dan krijgen wij als EU-voorzitter nog een zware klus aan het in goede banen leiden ervan. Het fameuze Dutch design wordt in elk geval ermee te grabbel gegooid. De leeuw staat in zijn hempie. En alsof deze aanslag op de goede smaak nog niet erg genoeg is, vergrijpt Beun de H. zich ook aan tentoonstellingsbouw. Mijn humeur is nu toch al verpest, dus erger ik mij in één moeite maar even door. Langs de bakstenen muur om het Marineterrein heeft hij - over de volle lengte van 445 meter – een onooglijk staketsel in elkaar getimmerd. Het moet ondersteuning bieden aan grote zwart/wit groepsportretten van the people of the global village of Amsterdam. Als de fotograaf dit vooraf had geweten, zou zij zich wel drie keer hebben bedacht alvorens haar medewerking aan dit EU-project te verlenen. Getuige de witte vlaggen op het lattenwerk geeft zij zich thans over. 
Bezuinigingen op (grafisch) ontwerp- en constructiekosten hoeven niet automatisch te leiden tot armoedige vormgeving. Maar daarvoor zijn we bij Beun de H. aan het verkeerde adres. Ga zelf eens kijken naar dit alles. Een waarschuwing vooraf is echter op zijn plaats: de beelden kunnen als schokkend worden ervaren. Voor de niet in de hoofdstad wonende Nederlanders: dit is van nationaal belang. Deze man moet zo snel mogelijk worden gestopt. Hierbij dan ook een dringende oproep: mocht u verdachte ergens tegenkomen, onderneem dan zelf geen actie, maar neem onmiddellijk contact met mij op.    
(c) Frans Lasès
 
 
 

zondag 10 januari 2016


Voornemen
De weg naar het nieuwe jaar is stevig geplaveid met goede voornemens. Doorgaans zonder die van mij, domweg omdat ik er niet meer aan doe. Ook al neem ik me nog zo voor mij aan de voornemens te houden, er komt nooit een snars van terecht. Maar deze keer maak ik een uitzondering. Ik verbaas mezelf ermee. Wat is het geval?
Niet zelden word ik tijdens een bioscoopfilm hinderlijk gestoord door bezoekers naast mij. Door hun geklets, gekraak, geritsel, geknabbel en geknisper. Het leidt af van waarvoor ik ben gekomen. Mijn irritatie gaat crescendo. Maar wat te doen? Als ik een pianoconcert bijwoon, word ik regelmatig getrakteerd op het gehoest en gekuch van het kunstminnend publiek. Alsof men het schrapen der kelen doelbewust uitstelt tot de verstilde passages. Onmiddellijk is het dan gedaan met mijn concentratie. Weg lyriek. De muziek bereikt mijn hersenen niet meer. Het is slechts wachten op het volgende kuchje. Maar wat te doen? Alles van waarde is weerloos, zei Lucebert. Tijdens een popconcert benemen hoog opgestoken handen met smartphones mij het zicht op het podium. Ieder voor zich, God voor ons allen. Maar wat te doen? Filmare necesse est. Als theaterbezoeker erger ik mij – nee, dat is te mild geformuleerd – sidder ik van ingehouden razernij wanneer toeschouwers in het donker met hun lichtgevende communicatieapparatuur in de weer zijn. Het overkomt mij bij een bezoek aan het Koninklijk Theater Carré. Vanaf mijn plaats op het tweede balkon – ook ik moet bezuinigen – kijk ik via een immens zwart gat naar de wondere wereld die theater heet. Een kwetsbare beleving, die dan ook hinderlijk wordt verstoord door tientallen opdoemende lichtjes. Links, rechts, voor, achter, hoog en laag. Tegen heldere sterren in de nacht heb ik geen enkel bezwaar, maar in de beslotenheid van een theaterzaal zit ik niet te wachten op onbedoelde romantiek. Het sprookje wordt ermee om zeep geholpen. De magie verbroken. Maar wat te doen? Roepen dat het van weinig respect getuigt? Op de betreffende onverlaten afstappen en hen discreet vragen de bezigheden te staken? Hen bestraffend toespreken? Dat je als ouder voor aanvang of tijdens de pauze wilt checken of de oppas het nog doet, kan ik begrijpen. Maar, nadat het zaallicht is gedoofd, doorgaan met appen, mailen, tweeten, sms’en, snapchatten, instagrammen en facebooken beschouw ik als een doodzonde. Ik ben niet trots op dat standpunt, en ook dat stoort mij dan weer. Maar wat te doen? Welnu, in het besef dat mijn ergernissen van weinig tolerantie getuigen, heb ik aan het begin van dit jaar mezelf stevig vermaand. ‘Zeg, hou daar eens mee op! Láát die mensen! Gun eenieder het recht te doen en te laten wat hem of haar goeddunkt. Hoe hinderlijk je dat ook moge vinden.’ Natuurlijk, dát is het! Ik moet beter weten en anderen in hun waarde laten. Daarom heb ik mij voorgenomen mij per direct niet meer te ergeren aan zich grenzeloos irritant, onwellevend en/of asociaal gedragend publiek. Ik voel me best wel een soort van blij met dit goede voornemen …

(c) Frans Lasès 

zondag 3 januari 2016


De naakten kleden

Je kunt van de bijbel zeggen wat je wilt, maar de schrijvers hebben er veel bruikbaars in gestopt. Zo vind ik De naakten kleden (Matteüs 25:31-40) een heel zinvol werk van barmhartigheid. Als parttime docent aan de modeafdeling van de HKU leek het mij in elk geval een passend onderwerp voor een opdracht. Maar om naakten te kunnen kleden, zullen modellen zich doorgaans eerst moeten ontkleden. Ik zocht de vrijwilligers dicht bij huis, en vond twee NOS collega’s bereid voor het kunstonderwijs uit de kleren te gaan. In de inpandige fotostudio namen zij de pose aan die ik van hen verlangde. Staand, hij links zij rechts, neutraal in de lens kijkend. De NOS-fotograaf zag zijn omroepcollega’s zoals hij ze nog niet kende. Na de sessie bedankte hij de gelegenheidsmodellen hartelijk voor hun medewerking. Het resultaat ervan was een geslaagde zwart-wit foto van een schaamteloze Adam en Eva. De twee werden afzonderlijk van elkaar opgeblazen tot zo’n anderhalf keer levensgroot, en opgerold afgeleverd bij de afdeling Grafisch Ontwerp. Er waren meer collega’s die geen bezwaar hadden tegen het project. Zij waren zo vriendelijk de twee foto’s op platen MDF te plakken, om vervolgens zowel Adam als Eva langs hun contouren liefdevol te decouperen. Ze gingen hierbij met chirurgische precisie te werk. Beide figuren eenmaal rechtop gezet, overtrof het beeld mijn verwachtingen. Dit was spectaculair. Maar ook wel erg groot. Om de twee in Utrecht te krijgen, moest ik een Renault 4-bestel lenen. Omdat de onderbenen door de gedeeltelijk openstaande achterklep naar buiten staken, knoopte ik een rode zakdoek om Eva’s tenen. Het had geholpen, zonder kleerscheuren bereikten we gedrieën het academiegebouw. Dankzij een behulpzame conciërge stonden de houten naakte lichamen  even later in het praktijklokaal en konden de studenten hun vormen en maten overnemen. Tijdens de les maakten zij de ontwerpen die zij thuis op groot formaat in papier realiseerden. De week erna werden de creaties een voor een op de modellen bevestigd en gefotografeerd. De oplossingen waren soms voorspelbaar, soms verrassend. Waar de een tot een modieus bruidspaar was gekomen, beperkte een ander zich tot het aanbrengen van een vijgenblad. Hans en Grietje kwamen voorbij, een monnik en non, en zelfs een extravagant Viktor & Rolfachtig koppel. Androgyne types, Suske en Wiske, maar ook een setje dat rechtstreeks uit Das Triadische Ballet van Oskar Schlemmer afkomstig leek. Al met al een waar panopticum. Het bleek zo’n geslaagde opdracht, dat ik besloot ook mijn Arnhemse studenten grafische vormgeving op Adam en Eva los te laten. Waar de naakten in Utrecht werden aangekleed in het academiegebouw, zagen de studenten in Arnhem het meer als een outdoor activiteit. Zo fotografeerden sommigen hun creaties in park Sonsbeek, wat stilistisch fraaie plaatjes opleverde. Anderen deden dat in een rustige buitenwijk. Maar er was ook een  groepje dat de drukste winkelstraat als locatie verkoos. Juist toen zij de naakten wilden gaan kleden, werden zij door twee alerte politieagenten gesommeerd onmiddellijk met die vunzigheid te stoppen. Ik begrijp dat wel. Je moet bijbelteksten ook niet te letterlijk nemen. De studenten gaven echter niet onmiddellijk gehoor aan het bevel. Boze omstanders gingen zich er mee bemoeien, waardoor al snel sprake was van een heuse gebeurtenis in de normaal zo rustige provinciestad. Van alle foto’s vind ik die welke van deze scène werden gemaakt, nog altijd het meest geslaagd.
(c) Frans Lasès