zondag 13 september 2015

Stem

Enige weken geleden word ik gebeld door een vriendelijk klinkende jongedame. Haar stem is aangenaam en opgewekt. Ze vertelt dat ze van een geluidsstudio is. De directeur blijkt mij nog te kennen van toen ik als  televisieregisseur in de studio kwam waar hij geluidstechnicus was. Ze vraagt of ik interesse heb in het doen van een stemtestje. Ach, waarom niet? denk ik. Zelf kan ik prima leven met mijn stem en van anderen heb ik er nooit klachten over gekregen. 
Al de volgende dag zit ik in een geluiddichte cabine een internetbank-in-oprichting aan te prijzen. Ik moet in de microfoon zeggen dat het ‘niet zomaar een bank’ is. Van de technicus in mijn koptelefoon hoor ik dat ik goed werk heb geleverd. Na een halfuurtje sta ik weer buiten. 
Er gaan weken voorbij. Aan het stemtestje denk ik niet meer. Tot op een ochtend de telefoon gaat. Ik herken de aangename stem, die klinkt nog even opgewekt als eerst. Met de internetbank is het niets geworden, maar deze keer is het voor het echie. Of ik een radiospotje wil inspreken voor een heel grote bank. Nu heb ik niet veel op met banken, maar dit lijkt mij een uitgelezen kans iets van mijn afgepakte spaargeld terug te halen. 
Dus stap ik twee dagen later geroutineerd de geluidsstudio binnen. In de ruimte bevinden zich - naast de technicus - een stemregisseur, een reclamemeneer, een dame van de heel grote bank en nog een dame van de heel grote bank. Bij het voorstellen zegt de laatste: ‘Ah, de volgende stem.’ Ik slik even. In dit gezelschap ben ik niet meer dan een stem. Eén van de stemmen die moeten doen alsof ze naar een radiostation bellen met vragen over de toekomst. Als stem behoor je je plaats te kennen, dus begeef ik mij naar de geluiddichte cabine. Nadat een zogenaamde radiotelefoniste zich in mijn koptelefoon heeft gemeld, moet ik een paar zinnen van een papiertje oplezen. Dat mag alleen niet als zodanig klinken. Het vijftal gaat over meerdere nachten ijs.  Ze willen dat de stem het nog eens doet. En nog eens. De ene keer opgewekter, de andere keer sneller. Nu eens een woordje eraf, dan toch maar weer erbij. Iets positiever. Ze spreken niet mét, maar óver de stem. Als ik vraag of ik er ook iets over mag zeggen – in het verleden heb ik veelvuldig aan de andere kant van het glas gezeten - wordt dat niet op prijs gesteld. ‘Hij moet het meer zus doen. Laat het hem eens zo doen.’ Alle vijf hebben ze hun eigen mening over de interpretatie. Daar worden ze immers voor betaald. Na twintig minuten is iedereen tevreden over wat de stem met de tekst heeft gedaan. De regisseur zegt dat ik een mooi, beetje hees stemgeluid heb. Ik geef iedereen een hand en vertrek.
Thuis willen ze weten wanneer het op de radio te horen zal zijn. Helaas voor hen ben ik vergeten ernaar te informeren, en als niet-radioluisteraar boeit het mij ook niet.
Een week later ontvang ik een mailtje van mijn zeer goede vriend R: Liggend in bad word ik plotseling geconfronteerd met jouw stem. Ik mail terug dat hij mij hopelijk niet zal aanklagen voor ongewenste intimiteiten. En ik adviseer hem de radio in zijn bad- en slaapkamer de komende tijd uit te laten.

(c) Frans Lasès

Geen opmerkingen:

Een reactie posten